Tax Alert Prinsjesdag 2019 voor de vastgoedsector en private clients

Op dinsdag 17 september 2019 heeft Kabinet Rutte-III het belastingplan 2020 gepresenteerd. Wij zetten de belangrijkste voorstellen voor de vastgoedsector en private clients voor u op een rij.

Deze Tax Alert is als volgt ingedeeld:

  • Aanpassing belasting op vermogensrendement (Box 3)
  • Algemene maatregelen
  • Maatregelen voor DGA’s
  • Maatregelen voor de vastgoedsector
  • Maatregelen voor werkgevers
  • Maatregelen voor de vennootschapsbelasting
  • Overige maatregelen

Aanpassing belasting op vermogensrendement (Box 3)

Kort vóór Prinsjesdag 2019 is middels een kamerbrief aangekondigd, welke maatregelen voor de belasting op vermogensrendement (Box 3) worden voorgesteld. Gevolg van dit voorstel is dat spaarders aanzienlijk minder belasting gaan betalen, terwijl beleggers slechter af zijn. De voorgestelde wijziging zou in moeten gaan op 1 januari 2022.

Wat gaat er veranderen?
Momenteel bevat de wet een fictie op basis waarvan vermogen (bezittingen minus schulden) in twee categorieën wordt verdeeld: spaargeld en beleggingen. Voor beide categorieën wordt een fictief rendement bepaald, waarover 30% belasting wordt geheven. Het fictieve rendement op beleggingen wordt hoger vastgesteld én bij een groter vermogen wordt men geacht meer te beleggen. Deze systematiek pakt met name nadelig uit bij belastingplichtigen die een aanzienlijk bedrag aan vermogen hebben, maar dit niet hebben belegd. Zij worden geacht een hoger rendement te halen dan zij in werkelijkheid doen.

De voorgestelde hervorming moet ervoor zorgen dat de ‘vermogensrendementheffing’ beter aansluit bij de werkelijkheid. De aanpassing maakt geen onderdeel uit van het Belastingplan 2020, maar is vanwege de aanzienlijke impact wel vermeldingswaardig.

In het nieuwe stelsel wordt op de peildatum (vooralsnog 1 januari van het belastingjaar) bepaald hoe het vermogen van een belastingplichtige daadwerkelijk is verdeeld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen (a) spaargeld, (b) overige bezittingen en (c) schulden. Per categorie wordt jaarlijks een fictief rendementspercentage vastgesteld. Het uiteindelijk fictief rendement (a + b – c) wordt belast tegen 33% (huidige stelsel 30%).

De belastingplichtige met een vermogen van minder dan € 30.360 (voor partners € 60.720) valt buiten bovenstaande regeling en wordt dus niet belast. De belastingplichtige met een vermogen van € 30.360 (voor partners € 60.720) of meer valt met zijn/haar hele vermogen in bovenstaande regeling, maar is vrijgesteld voor de eerste € 400 (voor partners € 800) vastgesteld fictief rendement (heffingsvrij inkomen).

Welke gevolgen heeft de verandering?
Het nieuwe stelsel is voordelig voor spaarders, die door het heffingsvrij inkomen van € 400 en met een fictieve rendement op spaargeld van 0,09%, uitkomen op een belastingvrij vermogen van circa € 440.000 (partners € 880.000) Beleggers zijn echter slechter af. Beleggers hebben bijvoorbeeld door het vastgestelde fictieve rendement van 5,33%, op beleggingen een veel lager belastingvrij vermogen dan de € 440.000 voor spaarders. Met name als de beleggingen met veel vreemd vermogen zijn gefinancierd of als het rendement op de beleggingen lager is dan het fictieve rendement van 5,33%, kan het nieuwe stelsel tot een flink hogere belastingdruk leiden ten opzichte van het huidige stelsel. Beide fictieve rendementspercentages kunnen overigens op het moment van inwerkingtreding op 1 januari 2022 nog worden aangepast.

Door op een juiste manier en op tijd het vermogen anders te structureren, door bijvoorbeeld belegd vermogen over te dragen aan een BV dan wel een Fonds voor Gemene Rekening, kan afhankelijk van het daadwerkelijk rendement dit nadelige effect mogelijk worden beperkt (let bij overdracht van vastgoed op de overdrachtsbelasting).

Algemene maatregelen

Nieuwe tarieven voor de inkomstenbelasting
Inkomstenbelasting wordt op dit moment geheven op basis van vier inkomensschijven. Per 2021 zouden deze vier schijven teruggebracht worden tot twee schijven. Het kabinet stelt voor om deze invoering te versnellen en al per 1 januari 2020 over te stappen op het tweeschijvenstelsel, waarbij feitelijk de huidige eerste drie schijven worden samengevoegd. Gelijktijdig wordt het tarief van de hoogste schijf verlaagd naar 49,50% (momenteel 51,75%).

De nieuwe tarieven zijn als volgt:

Schijf  Inkomen Tarief
1 Tot € 68.507 37,35%
2 Vanaf € 68.507 49,50%

Het kabinet houdt daarnaast vast aan de eerder aangekondigde afbouw van het tarief waartegen aftrekposten in aanmerking mogen worden genomen. In 2020 bedraagt dit tarief 46%.

Verhoging algemene heffingskorting en arbeidskorting
Voorgesteld wordt om de algemene heffingskorting in 2020 en 2021 te verhogen. Deze verhoging komt bovenop de verhoging die al eerder was aangekondigd. De maximale algemene heffingskorting (onder AOW-leeftijd) komt daarmee in 2020 uit op € 2.711 (2012: € 2.801).

Naast de verhoging van de algemene heffingskorting wordt ook voorgesteld om de arbeidskorting te verhogen. Deze gaat omhoog naar maximaal € 3.819 (2020) en € 4.143 (2021).

Verlaging zelfstandigenaftrek
Het belastingplan 2020 bevat een voorstel om de zelfstandigenaftrek met € 250 per jaar te verlagen tot maximaal € 5.000 in 2028 (momenteel: € 7.280). Door de verlaging bedraagt de maximale zelfstandigenaftrek € 7.030 in 2020.

Handhaving overgangsrecht saldolijfrenten en buitenlandse pensioenen
Het overgangsrecht voor bepaalde saldolijfrenten en voor bepaalde buitenlandse pensioenen (waarvoor het overgangsrecht nooit bedoeld was), wordt per 2021 onder bepaalde voorwaarden gehandhaafd. De afrekenverplichting wordt hiervoor afgeschaft. De beëindiging van het overgangsrecht en de afrekenverplichting wordt hierdoor beperkt tot specifiek die oude saldolijfrenten waarmee belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld.

Aanpassing inkeerregeling
Ondanks dat boetevrije inkeer voor box 3 vermogen al eerder is afgeschaft, kon afgezonderd vermogen (bijvoorbeeld vermogen in een trust of APV) dat uiteindelijk bestond uit een aanmerkelijk belang toch in aanmerking komen voor boetevrije inkeer. Deze mogelijkheid wordt uitgesloten door ook box 2 vermogen (aanmerkelijk belang) uit te sluiten van boetevrije inkeer.

Daarnaast wordt voorgesteld om het momenteel geldende onderscheid tussen inkomen dat in het buitenland is opgekomen en inkomen dat in het binnenland is opgekomen te laten vervallen. Per 1 januari 2020 is derhalve ook de boetevrije inkeer voor inkomen uit aanmerkelijk belang, in het geval van ‘zwart sparen’ met een (buitenlandse) vennootschap uitgesloten.

Aftrekbeperking dwangsommen
Kosten en lasten die verband houden met bestuurlijke dwangsommen die zijn verbeurd na 31 december 2019 of strafbeschikkingen uitgevaardigd na 31 december 2019 zijn niet langer aftrekbaar van het resultaat van ondernemers of resultaatgenieters. Privaatrechtelijke dwangsommen blijven aftrekbaar.

Maatregelen voor DGA’s

Excessief lenen bij de eigen vennootschap
Op Prinsjesdag 2018 is reeds een maatregel aangekondigd om het lenen bij de eigen vennootschap te ontmoedigen. In maart 2019 is een conceptwetsvoorstel ter consultatie gepubliceerd. Kort gezegd, houdt het voorstel in dat een DGA die voor meer dan € 500.000 schuld heeft aan zijn vennootschap, over dat meerdere inkomstenbelasting dient te betalen. Het ‘excessieve’ deel wordt belast als ware dividend. Eigen woningschulden zijn onder voorwaarden uitgezonderd.

Het hierboven genoemde – ter consultatie gepubliceerde – wetsvoorstel bevat diverse onduidelijkheden en heeft veel reacties en kritiek opgeroepen. Wij hadden verwacht en gehoopt dat op Prinsjesdag 2019 een definitief wetsvoorstel voor deze regeling gepubliceerd zou worden, zodat DGA’s weten waar zij aan toe zijn. Helaas, is dit voorstel uitgebleven en is ook geen andere nieuwe informatie over dit voorstel bekend gemaakt. Op dit moment kunnen wij u daarom helaas niet nader informeren. Uiteraard houden wij de berichtgeving in de gaten en informeren wij u zodra meer informatie bekend is.

Tariefsverhoging Box 2
Al eerder is aangekondigd dat het belastingtarief in box 2 omhoog gaat van 25% (huidig) naar 26,25% (2020) en 26,9% (2021). Dit is geen onderdeel van het Belastingplan 2020, maar wel vermeldingswaardig, met name omdat de verhoging ook geldt voor reeds opgebouwde reserves. Het kan daardoor voordelig zijn om nog in 2019 vermogen uit de vennootschap te halen en zo te profiteren van het lage tarief. Daarbij dient uiteraard wel rekening te worden gehouden met de wijzigingen in box 3 (zie eerder). Wij adviseren u graag over de beste optie.

Maatregelen voor de vastgoedsector

Aanpassingen verhuurderheffing
Verhuurders (zowel corporaties als overige verhuurders) die meer dan 50 sociale huurwoningen bezitten, betalen een heffing over de WOZ-waarde van de huurwoningen, de zogenoemde verhuurdersheffing. Om de bouw van betaalbare huurwoningen te stimuleren wordt voorgesteld om twee maatregelen binnen de verhuurdersheffing in te voeren. De eerste maatregel is een structurele heffingsvermindering voor de nieuwbouw van betaalbare huurwoningen. De tweede maatregel is een vrijstelling voor tijdelijke huisvesting.

De structurele heffingsvermindering bedraagt € 25.000 per woning en geldt voor nieuwbouw van woningen met een huurprijs onder de huurgrens voor de huurtoeslag. De minimale investeringskosten dienen € 62.500 te zijn en de bouw van de woning dient gestart te zijn op of na 1 januari 2020. De vrijstelling voor tijdelijke huisvesting heeft betrekking op tijdelijke woningen die in de periode 2020 – 2024 wordt gerealiseerd. Van een tijdelijke woning is sprake als na een periode van maximaal vijftien jaar de bestaande toestand wordt hersteld.

Verhuurders kunnen aanspraak maken op beide maatregelen als zij woningen realiseren in de zogenoemde schaarstegebieden. De schaarstegebieden zijn de 10 COROP-gebieden met de hoogste gemiddelde WOZ-waarde en de vijf stedelijke regio’s waar het Rijk een woondeal mee heeft gesloten.

De verhuurdersheffing is gekoppeld aan de WOZ-waarde. Vanwege de stijging van de WOZ-waarde zal ondanks de heffingsvermindering de verhuurdersheffing in 2020 naar verwachting stijgen.

Verhoging overdrachtsbelastingtarief niet-woningen
Per 1 januari 2021 wordt de overdrachtsbelasting voor niet-woningen verhoogd met 1% van 6% naar 7%. Voor woningen blijft het verlaagde tarief van 2% van toepassing.

In de aanloop naar Prinsjesdag werd erop gerekend dat het Kabinet de overdrachtsbelasting ten aanzien van woningen voor starters zou schrappen. Daartegenover zou een verhoging van het tarief komen te staan voor vastgoedbeleggers met meer dan twee woningen. In de op Prinsjesdag gepresenteerde voorstellen zijn deze veranderingen nog niet opgenomen. In de Prinsjesdagstukken staat echter wel vermeld dat deze veranderingen ten aanzien van de overdrachtsbelasting nog onderzocht worden en dat er mogelijk hierover meer duidelijkheid komt in oktober van dit jaar. Uiteraard houden wij u hiervan op de hoogte.

Maatregelen voor werkgevers

Vergoeding dwangsommen en strafbeschikkingen zijn loon
Door een werkgever aan een werknemer betaalde vergoedingen voor dwangsommen of boetes, gaan voor de werknemer als loon gelden.

Verruiming vrije ruimte werkkostenregeling
De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt over – kort gezegd – de fiscale loonsom tot en met € 400.000 verhoogd van 1,2% naar 1,7%.

Waarde product uit eigen bedrijf
Om de bepaling van de waarde van het product uit het eigen bedrijf in lijn te brengen met de kortingsregeling, wordt voorgesteld om de waarde van de producten uit eigen bedrijf steeds te stellen op de waarde in het economische verkeer.

Maatregelen voor de vennootschapsbelasting

Uitstel verlaging Vpb-tarief
In eerdere berichtgeving was aangekondigd dat het Vpb-tarief in 2020 en 2021 zou dalen. De verlaging van het zogenoemde hoge tarief wordt uitgesteld naar 2021 en aangepast. De volgende Vpb-tarieven zijn voorgesteld:

Winst 2019 2020 2021
Tot € 200.000 19% 16,5% 15%
Vanaf € 200.000 25% 25% 21,7%

Verhoging effectieve tarief innovatiebox
Het kabinet is voornemens om per 2021 het effectieve Vpb-tarief in de innovatiebox te verhogen van 7% naar 9%.

Aanpassing liquidatie- en stakingsverliesregeling
Momenteel kunnen verliezen die ontstaan door het staken van een bedrijfsactiviteit in het buitenland of het liquideren van een buitenlandse betreffende entiteit, onder voorwaarden worden afgetrokken van de belastbare winst in Nederland. De aftrek is niet in omvang beperkt en kan relatief eenvoudig worden doorgeschoven naar toekomstige jaren.

Voorgesteld wordt om de aftrek van dergelijke verliezen te maximeren en de uitstelmogelijkheden te beperken. Dit voorstel is nog niet verwerkt in een wetsvoorstel. Verdere details ontbreken daarom nog op dit moment.

Afschaffing betalingskorting
Wanneer de verschuldigde vennootschapsbelasting in één keer wordt voldaan, kan in bepaalde gevallen aanspraak worden gemaakt op een betalingskorting. Deze korting wordt per 1 januari 2021 afgeschaft.

Overige maatregelen

Spontane aangifte
De verplichting om aangifte te doen hangt in bepaalde gevallen samen met het krijgen tot een uitnodiging daartoe van de Belastingdienst. Zonder die uitnodiging, bestaat er momenteel in bepaalde gevallen formeel geen aangifteverplichting. Indien een belastingplichtige dan toch aangifte doet, wordt dit aangeduid als een ‘spontante aangifte’. Bij een spontane aangifte heeft de Belastingdienst beperktere correctie- en sanctiemogelijkheden, zo kan geen sprake zijn van omkering en verzwaring van de bewijslast, kan geen vergrijpboete worden opgelegd en kan geen navordering wegens kwade trouw plaatsvinden.

Het kabinet stelt daarom voor om de correctie- en sanctiemethoden die de Belastingdienst heeft los te koppelen van de uitnodiging tot het doen van aangifte. Dit onder andere omdat door de vooraf ingevulde aangifte spontane aangiftes steeds vaker voor komen. De spontane aangifte wordt daarmee ook vatbaar voor correctie- en sanctiemethoden die nu alleen kunnen worden opgelegd als eerst een uitnodiging tot het doen van aangifte is verzonden.

Aanpassing belastingrente vennootschapsbelasting
Op dit moment wordt geen rente in rekening gebracht als de (voorlopige) aangifte voor 1 mei van het jaar volgend op het belastingjaar is ingediend. Het kabinet heeft deze termijn met één maand opgeschoven naar 1 juni van het jaar volgend op het belastingjaar. Door het tijdig indienen van de (voorlopige) aangifte wordt het hoge 8% belastingrente voorkomen.

Mocht u meer willen weten over wat de bovenstaande maatregelingen voor uw fiscale positie betekenen en of er mogelijkheden zijn om bepaalde negatieve effecten te verminderen, kunt u uiteraard contact met ons opnemen.

Susan Raaijmakers, partner Real Estate, op 06-15886425 en Majid Ettafahi, partner Private Clients op 06-12744339.